21 Juli 2011: Aankomst in Arusha
22 Juli 2011:
Expeditiebespreking
Na ons ontbijt in het hotel hebben we een ontmoeting met Tonino van
African Heart, waarbij ook onze gids, Joseph, aanwezig is. We bespreken het
programma en wat er verwacht kan worden qua omstandigheden en qua moeilijkheid.
Ook hebben we het nog even over onze uitrusting, maar dankzij onze vorige
klimervaringen en de aanschaf van nieuwe backpacks, stokken en gamaches kunnen
we concluderen dat we “all set” zijn. Aangezien we nu nog een hele dag voor ons hebben liggen, besluiten we Arusha maar eens nader te gaan bekijken. We gaan te voet om zo de chaos van dit deel van Afrika extra goed te kunnen ervaren. Het gevolg van deze beslissing is wel dat we al snel ongevraagd drie gidsen hebben gekregen, die ons maar al te graag voorzien van nuttige informatie, de toeristische trekpleisters laten zien en die ons natuurlijk ‘beschermen’ tegen alle oplichters, die in de stad actief zijn. Later zou blijken dat het kunstenaars zijn, die op deze wijze een centje bij proberen te verdienen en wat hopen te verkopen. Gelukkig voor hen zal Arjen liefhebber blijken te zijn van felgekleurde, minimalistische weergaven van de Kilimanjaro.
We besluiten de rest van de dag te relaxen bij het zwembad van het hotel, waarbij nog enkele Kilimanjaro en Serengeti biertjes genuttigd zullen worden. ’s Avonds hebben we maar de halve menukaart bij het Indische restaurant van het hotel besteld, want de komende vijf dagen zal het allemaal een stuk minder luxe worden.
23 Juli 2011: Londorossi Gate – Forest Camp (2750
m)
Het zweet stroomt intussen rijkelijk, maar na een tijd komen we bij een draaipunt voor jeeps, het officiële startpunt van de Lemosho route. We worden begroet door een groepje Nederlanders, dat we ook al bij Londorossi gezien hebben. Gek genoeg klagen ze dat ze moeten wachten, terwijl er een warme lunch voor ze geregeld wordt, nadat ze met hun jeep op dit punt zijn afgezet…nog niet eens begonnen en nu al verwend. Wij gaan snel door en het verschil met het voorgaande gedeelte is gelijk te merken. Het pad is nu een echt wandelpad, veel smaller, steiler en hier en daar ook zeker een stuk mooier. Intussen bevinden we ons in het regenwoud, we worden echt overal omringd door groen. Het is een inspirerende omgeving en daardoor voelen we de vermoeidheid van het klimmen niet. En tegen de tijd dat we onze cadans lekker gevonden hebben, zijn we al bij Forest Camp aangekomen. De tenten van ons team worden al opgezet en ondertussen vergapen wij ons aan een Colobus aap met een jong. Zich niet storend aan onze aanwezigheid probeert deze aap een hele boom op te eten en dat geeft ons weer een mooi fotomoment. Niet veel later kunnen wij ons gaan ‘douchen’ met een bak water, waarna het tijd is om te gaan dineren bij kaarslicht. Overigens is het kaarsje ook gelijk maar weer weggehaald uit het oogpunt van brandpreventie. Na een verbazingwekkend lekkere maaltijd zoeken we onze tenten op om een goede nacht te maken, want de komende nachten zullen we een stuk hoger doorbrengen en dus zullen we waarschijnlijk ook minder goed slapen.
We worden vroeg gewekt met een warme kop thee en even later ook een bak warm water om ons te kunnen wassen. Niet veel later zitten we aan het ontbijt, wetende dat het een lange dag gaat worden. Niet alleen zullen we een flink aantal horizontale kilometers gaan afleggen, ook verticaal gaat het behoorlijk op en neer en zullen we uiteindelijk een kilometer hoger uit komen, dus het devies van vandaag is “pole pole”, oftewel rustig aan. Het is tijd om te vertrekken. Al snel lopen we weer alleen in het groene regenwoud, terwijl in de verte nog wat apen te horen zijn (afgelopen nacht ben ik meerdere malen wakker geworden van het gebulder van de Colobi). We passeren op een zeker moment enkele bomen met hele lange slierten aan de takken, een zeer eigenaardig gezicht. We lopen verder en slechts 50 hoogtemeters hoger staan we ineens in een heel andere soort vegetatie, vergelijkbaar met onze heide. Ik heb nog nooit een plek gezien waar natuurlijke vegetatie zo scherp begrensd is. Een gevolg ervan is wel dat we nu in de volle zon lopen, dus het voelt gelijk een stuk warmer aan. De windstoppers gaan gelijk uit, waarna we aan een forse beklimming richting het Shira plateau beginnen. Achter ons zien we de Tanzaniaanse savanne zich tot aan de horizon uitstrekken, waardoor we ons gelijk weer bewust zijn van het feit dat we intussen een behoorlijk stuk boven zeeniveau zijn uitgeklommen. Na een onverwachte ontmoeting met een overstekende kameleon komen we over de bergkam om voor het eerst oog in oog te staan met Kibo, de hoofdtop van Mount Kilimanjaro. Voor ons strekt het Shira plateau zich uit en kunnen we de huisjes van camp Shira I onderscheiden, de plek waar we zullen lunchen. Het lijkt nog een klein stukje, maar blijkt toch nog 20 minuten lopen, waarna we op een rots neer ploffen om onze lunch te kunnen nuttigen. Het geheel heeft iets desolaats, allereerst omdat we op dit moment de enigen in het kamp zijn, maar de rotsachtige ondergrond en een luidruchtige roofvogel zullen ook zeker aan dit gevoel hebben bijgedragen.
Na de lunch beginnen we de kilometers in de benen te voelen. De brandende zon maakt het niet makkelijker en tot overmaat van ramp hebben we de werking van de zonnebrandcrème ook hevig onderschat met rode nekken tot gevolg. Gelukkig is het plateau relatief plat, dus niet te vermoeiend, maar dit zorgt er wel voor dat het ook moeilijker is om in te schatten hoe ver we nog moesten wandelen, voordat we in camp Shira II aan zouden komen. Maar 2,5 uur later is het dan toch zover, we komen bij de kenmerkende groene hut van een kamp aan en na het verplichte inschrijven, kunnen wij onze rugzakken afdoen en tot rust komen bij onze inmiddels alweer opgezette tenten. Het kamp kenmerkt zich door het ruige terrein, waar beduidend minder beschutting is in vergelijking met het kamp van gisteren. De wind heeft vrij spel en dit in combinatie met wat verslechterend weer geven deze plek echt de uitstraling van een klimmerskamp. Voor het eerst heb ik een lichte hoofdpijn veroorzaakt door de hoogte, maar 10 minuutjes de ogen dicht doen, blijkt een goed medicijn. Later heeft ook Arjen hier last van, dus ’s avonds proberen we na het diner vroeg te gaan slapen. En wonderwel lukt dit vrij aardig, ondanks het klapperen van het tentdoek in de harde wind.
25 Juli 2011: Shira II – Barranco Camp (3950 m)
We worden wederom gewekt met een warme kop thee en het weer is
overduidelijk opgeklaard. Vanuit de tent kan ik Mount Meru aan de horizon
onderscheiden en verder is de hemel geheel wolkenvrij. Als ik niet veel later
een ‘douche’ neem, ligt Kibo er prachtig bij in de stralende ochtendzon.
Hopelijk kan dit weer nog enige dagen aanhouden. In ieder geval pakken we onze
spullen in, terwijl het hele kamp zoemde van de activiteit en gaan we met
Saïdi, onze assistent gids, op pad. Het doel voor deze ochtend was de Lava
Tower, een rotsformatie op een hoogte van 4600 meter (even als referentie:
de Mont Blanc top ligt op 4810 meter). Vandaag is het wel een stuk drukker op
de route, aangezien de Machame route hier samen komt met onze route. Hierdoor
zijn er continue mensen te zien, iets wat we de afgelopen twee dagen nog niet
meegemaakt hebben. Er moet af en toe weer stevig geklommen worden en tegen het
middaguur bereiken we de Towers. Irmo heeft intussen een nare hoofdpijn, maar
Arjen en ik voelen ons kiplekker en stellen aan Joseph voor om na de lunch eens
te kijken of we op de top van de Tower kunnen komen. Zo gezegd, zo gedaan, dus
niet veel later staan we in spreidstand tegen de rotswand aangedrukt om over
een smalle passage te komen richting de top. Daar aangekomen blijken de wanden
toch een stuk hoger en rechter dan het vanaf de grond had geleken. We
schreeuwen wat naar Irmo, die ons vanaf de basis van de rotswand aanschouwt en
we maken een topfoto. Daarna is het tijd om weer af te dalen en verder te gaan
met de trekking. We verlaten de Lava Tower via een pad dat door een ruig
vulkaanlandschap heen loopt, met veel stukken op en neer golvend. Uiteindelijk
loopt het pad vooral naar beneden en weten we dat we in de buurt van Barranco
Camp komen. De eerste tekenen daarvan zijn de eigenaardig gevormde palmbomen,
die alleen hier voor komen. Eerst komen we slechts eenzame palmen tegen, maar
al snel zien we grotere groepjes. Op een zeker moment zien we onder ons een plateau met zeer veel felgekleurde stipjes, de tenten die al zijn opgezet in Barranco Camp. Ertussen krioelt het van de mensen. Al snel herkennen wij het geel en blauw van onze tentjes en dat vooruitzicht vergemakkelijkt de afdaling naar het plateau alleen maar, al hebben we wederom last van hoofdpijntjes door de hoogte. Eenmaal in het kamp kunnen we onder het genot van een kop thee genieten van het uitzicht over Kibo naast ons, maar kunnen we ook de Barranco Wall observeren, het zwaarste obstakel van morgenochtend. De zeer steile wand ligt direct naast het kamp en het lichtbruine, smalle pad is goed te onderscheiden. Maar goed, eerst gaan we uitrusten, dus al vroeg zitten we aan het diner en niet al te lang nadat het donker is geworden, zoeken we onze slaapzak op. Ik besluit toch nog even buiten de tent te gaan kijken, want hoewel het ijskoud is (dit is de eerste nacht met temperaturen onder nul), is het ook kraakhelder en dit levert in combinatie met de hoogte een adembenemend zicht op de sterrenhemel op. Daarna zoek ik snel de warmte van het dons van mijn slaapzak op.
26 Juli 2011: Barranco Camp – Barafu Camp (4600
m)
27 Juli 2011: Barafu Camp – Uhuru Peak (5895 m)
– Mweka Camp (3100 m)
Verscheidene malen moeten we een stop maken, omdat we van lichamelijke ongemakken last hebben. Zo heeft Irmo last van misselijkheid, zelfs in zo’n mate dat hij niets meer binnen kan houden. Hoewel dat nu nog niet zo’n groot probleem is, kan het dat natuurlijk wel worden, als hij zijn energieniveaus niet kan aanvullen. Sowieso zijn de stops eigenlijk geen pretje, want de kou slaat iedere keer genadeloos toe. Het lijkt zo je ruggengraat in te kruipen en oncontroleerbaar bibberen is het gevolg. Joseph houdt ondertussen de sfeer er in door steeds weer aan te geven dat we er bijna zijn. Mijn hoogtemeter zegt toch echt iets anders!
We gaan verder, maar hoe hoger we komen, hoe meer ik het gevoel heb in een soort van trance terecht te komen. Door het zuurstoftekort begint mijn bewustzijn echt duidelijk minder scherp te worden, dus op de automatische piloot zet ik het ene been voor het andere, terwijl mijn longen om adem schreeuwen, alsof ik een marathon aan het lopen ben. Ik had verwacht last te hebben van de hoogte, maar dit slaat echt alles. Iedere keer schiet de gedachte om te gaan slapen door mijn hoofd en ik voel me momenteel alsof ik stomdronken ben, zo weinig komt er vanuit mijn zintuigen aan in mijn hersenen. Maar iedere stap is er weer één en dat is wat ik me steeds maar probeer voor te houden. Ook Joseph draagt zijn steentje bij door wederom te stellen, dat we er bijna zijn. Zijn geloofwaardigheid is hij bij mij intussen wel kwijt, we zijn intussen 4 uur onderweg en een uur geleden zei hij al, dat het nog maar 20 minuten was naar Stella Point, vanwaar het een stuk vlakker is naar de top. Het tempo is moordend hoog gebleven, maar nog steeds geen enkel teken van Stella Point!
De weersomstandigheden zijn er intussen ook niet beter op geworden. Rond half vier zijn we in de nevel terecht gekomen en intussen is er sprake van dichte mist, waar nu ook neerslag uit begint te vallen. Het is een soort kruising tussen hagel en sneeuw en ondertussen zet de mist zich ook op ons af, waardoor we steeds meer het uiterlijk van een yeti lijken aan te nemen. Hoezo warm Afrika?
Ineens lijkt het pad vlakker te worden en komen we bij een groepje mensen aan…Stella Point. Het goede nieuws is dat we nu echt in de buurt van de top moeten zijn, het slechte nieuws is dat er nog steeds zo’n 150 meter aan hoogte gewonnen zal moeten worden. Irmo begint intussen behoorlijk te verbleken als gevolg van zijn misselijkheid en Arjen en ik beginnen ons af te vragen of er geen sprake is van hoogteziekte. Maar Irmo is er behoorlijk stellig in als we vragen of het nog gaat, hij gaat door.
Dit wordt de laatste stop voor de top, zo laat Joseph ons weten. Ook ik voel me koud, moe en ellendig en de helft van de thee in de dop van mijn thermosfles, bibber ik zelf zo op de grond. En deze warmte is juist nu zo belangrijk, vooral nu mijn “koudebestendige” camelbag een uurtje of twee geleden al helemaal bevroren is geraakt. Wat nou wandelberg, zelfs op Mont Blanc hebben we het niet zo zwaar gehad. Joseph kijkt ons met een glimlach aan en zegt maar weer eens "Pole Pole, we are almost there, let's go". Intussen weet ik wel beter. Ik werp een blik op mijn hoogtemeter en dat is wel bemoedigend...5800m. Dan kan de top nooit héél ver weg meer zijn. Langzaam kom ik weer in beweging, stap voor stap, ademteug voor ademteug.
Dit laatste half uur klimmen, gaat eigenlijk als een waas voorbij. Het feit dat we in de mist lopen, als een stel sneeuwmannen, terwijl er korrelsneeuw uit de lucht valt, zal zeker bijdragen aan dit gevoel, maar ik schrijf het toch vooral toe aan de inspanning op deze hoogte (de luchtdruk is hier nog maar de helft van de luchtdruk op zeeniveau). Ik hoor eigenlijk alleen mijn eigen ademhaling en het knisperen van de sneeuw onder mijn schoenen. Plotseling draait Joseph zich naar mij om: “Don’t tell the guys yet, but you can see the sign from here.” Inderdaad kan ik heel vaag in de schemering de omtrekken van het welbekende top bord herkennen. Een glimlach kan ik niet onderdrukken, zeker niet als ik de vermoeide gezichten van Arjen en Irmo op me af zie komen. Nog een paar meter en dan staan we met z’n drieën op de top van Afrika!
Eenmaal op de top lijkt de hoogte ineens geen rol meer te spelen. Ik voel me weer scherper en fitter, ongetwijfeld door een paar liter adrenaline dat door mijn lijf giert. We omhelzen elkaar, terwijl we moeten wachten op drie andere toeristen, die door hun gids op de foto worden gezet bij het bord. Het is nu bijna licht en ik probeer me voor te stellen, hoe ongelooflijk mooi deze plek moet zijn als het helder is op dit tijdstip. Intussen zijn wij aan de beurt en maken we snel enkele topfoto’s. Direct hierna laat Irmo zich op de grond vallen en zien we hoe ziek hij er eigenlijk uit ziet. De symptomen beginnen ook wel erg veel weg te hebben van hoogteziekte, dus Joseph besluit Saïdi, de assistent-gids, vast naar beneden te sturen met Irmo. Wij beginnen niet veel later ook aan de afdaling en wat een ongelooflijk contrast met het klimmen. Iedere stap voel ik me beter en word ik me weer meer bewust van mijn omgeving. Hetzelfde geldt voor Arjen, die met een grote glimlach naast me loopt. Het besef dat we net samen op de top van Afrika hebben gestaan is nog steeds niet helemaal doorgedrongen. Irmo is intussen overigens helemaal uit ons gezichtsveld verdwenen, hopelijk dalen ze snel af en zal hij zich daardoor snel beter voelen.
28 Juli: Mweka Camp –
Mweka Gate (1900 m)
Als we het busje uitzwaaien gaan we naar onze hotelkamer, waar we weer kunnen genieten van de weelde van stromend water. We pakken alle drie een schandalig lange douche om vervolgens bij de Indiër in het hotel van een feestmaal te kunnen genieten. Terwijl we ons vertrek vanavond bespreken, dwalen mijn gedachten al weer af naar hoge toppen. We hebben immers ons begin gemaakt met de ‘seven summits’ queeste (het bereiken van de hoogste toppen van alle continenten), dus Elbrus, Aconcagua, Everest…wie weet wat de toekomst zal brengen?