Reisverslag


21 Juli 2011: Aankomst in Arusha
Na een goed verlopen vlucht vanuit AMS arriveren we op het ‘internationale’ vliegveld van Kilimanjaro. Echt veel meer dan een groot stuk asfalt en twee barakken is het niet en helaas is er ook maar een balie voor het verkrijgen van een visum. Dus, zoals je mag verwachten in donker Afrika, mogen we een uurtje in een rij staan, voordat we worden verblijd met drie visa. Het positieve van dit wachten is dat onze backpacks al klaar liggen op de bagageband en wij dus niet veel later buiten de ‘terminal’ staan op zoek naar een taxi. Die is snel gevonden in de vorm van een ongeveer vijfentwintig jaar oud barrel waar geen enkele vorm van vering meer in zit, maar goed, het is maar een uurtje naar het Impala Hotel in Arusha. Daar aangekomen worden we verwelkomd door een cocktail van het hotelpersoneel, al snel gevolgd door een lokaal biertje en een pizza. En vooruit, er volgen nog een paar biertjes, waarna we onder een klamboe ons bedje gaan opzoeken.


22 Juli 2011: Expeditiebespreking
Na ons ontbijt in het hotel hebben we een ontmoeting met Tonino van African Heart, waarbij ook onze gids, Joseph, aanwezig is. We bespreken het programma en wat er verwacht kan worden qua omstandigheden en qua moeilijkheid. Ook hebben we het nog even over onze uitrusting, maar dankzij onze vorige klimervaringen en de aanschaf van nieuwe backpacks, stokken en gamaches kunnen we concluderen dat we “all set” zijn.
Aangezien we nu nog een hele dag voor ons hebben liggen, besluiten we Arusha maar eens nader te gaan bekijken. We gaan te voet om zo de chaos van dit deel van Afrika extra goed te kunnen ervaren. Het gevolg van deze beslissing is wel dat we al snel ongevraagd drie gidsen hebben gekregen, die ons maar al te graag voorzien van nuttige informatie, de toeristische trekpleisters laten zien en die ons natuurlijk ‘beschermen’ tegen alle oplichters, die in de stad actief zijn. Later zou blijken dat het kunstenaars zijn, die op deze wijze een centje bij proberen te verdienen en wat hopen te verkopen. Gelukkig voor hen zal Arjen liefhebber blijken te zijn van felgekleurde, minimalistische weergaven van de Kilimanjaro.
Aangekomen in het centrum valt vooral het onoverzichtelijke en de drukte van de stad op. Verkeer komt van alle kanten en er zijn vooral heel veel mensen op straat. Al snel komen we bij een markt aan, waar werkelijk van alles verkocht wordt. Na enige foto’s gemaakt te hebben, besluiten we toch weer terug naar het hotel te gaan, want de chaos wordt ons net even teveel. Na een bezoekje aan een ogenschijnlijk officieel wisselkantoor kunnen we eindelijk gebruik maken van de mooie lage prijzen in het hotel, zonder een achterlijke wisselkoers te hoeven betalen. Bij de ingang van het hotel moeten de kunstwerken van onze gidsen nog even aanschouwd worden en door de eerder genoemde voorliefde voor kunst van Arjen duurt dit en het daaropvolgende onderhandelen een klein half uur.
We besluiten de rest van de dag te relaxen bij het zwembad van het hotel, waarbij nog enkele Kilimanjaro en Serengeti biertjes genuttigd zullen worden. ’s Avonds hebben we maar de halve menukaart bij het Indische restaurant van het hotel besteld, want de komende vijf dagen zal het allemaal een stuk minder luxe worden.






23 Juli 2011: Londorossi Gate – Forest Camp (2750 m)
‘s Ochtends vroeg staat een enigszins gammele bus ons op te wachten om ons vanaf het hotel naar het startpunt van de Lemosho route te brengen. Tevens is dit een eerste kennismaking met onze dragers, kok en gidsen. Wel zijn we wat verbaasd over het feit dat we ondersteund gaan worden door een groep van 11 man. Na een paar pitstops komen we twee uur later aan bij de Londorossi Gate, een van de toegangspoorten tot Kilimanjaro National Park. Daar worden de bepakkingen van de dragers gewogen, want deze mogen onder geen beding zwaarder zijn dan 18 kg. Ook dienen wij ons te registreren. Een uurtje later vertrekken we weer met de bus naar het startpunt van de Lemosho route, althans dat is het doel. Wat we echter nog niet weten, is dat het pad naar dit punt toe in een echte 4WD staat is, iets wat we niet over ons busje kunnen zeggen. Het gevolg is enkele kilometers extra wandelen. We beginnen in een naaldbos, waar we na een kleine lunch, eindelijk de rugzak op de rug nemen en de eerste echte stappen van dit avontuur kunnen zetten. We volgen het pad verder omhoog en al snel komen we in de volle zon terecht met allerlei akkertjes om ons heen. Hier wordt het land niet met machines bewerkt, alles gaat door middel van zware handarbeid.
Het zweet stroomt intussen rijkelijk, maar na een tijd komen we bij een draaipunt voor jeeps, het officiële startpunt van de Lemosho route. We worden begroet door een groepje Nederlanders, dat we ook al bij Londorossi gezien hebben. Gek genoeg klagen ze dat ze moeten wachten, terwijl er een warme lunch voor ze geregeld wordt, nadat ze met hun jeep op dit punt zijn afgezet…nog niet eens begonnen en nu al verwend. Wij gaan snel door en het verschil met het voorgaande gedeelte is gelijk te merken. Het pad is nu een echt wandelpad, veel smaller, steiler en hier en daar ook zeker een stuk mooier. Intussen bevinden we ons in het regenwoud, we worden echt overal omringd door groen. Het is een inspirerende omgeving en daardoor voelen we de vermoeidheid van het klimmen niet. En tegen de tijd dat we onze cadans lekker gevonden hebben, zijn we al bij Forest Camp aangekomen. De tenten van ons team worden al opgezet en ondertussen vergapen wij ons aan een Colobus aap met een jong. Zich niet storend aan onze aanwezigheid probeert deze aap een hele boom op te eten en dat geeft ons weer een mooi fotomoment. Niet veel later kunnen wij ons gaan ‘douchen’ met een bak water, waarna het tijd is om te gaan dineren bij kaarslicht. Overigens is het kaarsje ook gelijk maar weer weggehaald uit het oogpunt van brandpreventie. Na een verbazingwekkend lekkere maaltijd zoeken we onze tenten op om een goede nacht te maken, want de komende nachten zullen we een stuk hoger doorbrengen en dus zullen we waarschijnlijk ook minder goed slapen.



24 Juli 2011: Forest Camp – Shira II Camp (3840 m)
We worden vroeg gewekt met een warme kop thee en even later ook een bak warm water om ons te kunnen wassen. Niet veel later zitten we aan het ontbijt, wetende dat het een lange dag gaat worden. Niet alleen zullen we een flink aantal horizontale kilometers gaan afleggen, ook verticaal gaat het behoorlijk op en neer en zullen we uiteindelijk een kilometer hoger uit komen, dus het devies van vandaag is “pole pole”, oftewel rustig aan. Het is tijd om te vertrekken. Al snel lopen we weer alleen in het groene regenwoud, terwijl in de verte nog wat apen te horen zijn (afgelopen nacht ben ik meerdere malen wakker geworden van het gebulder van de Colobi). We passeren op een zeker moment enkele bomen met hele lange slierten aan de takken, een zeer eigenaardig gezicht. We lopen verder en slechts 50 hoogtemeters hoger staan we ineens in een heel andere soort vegetatie, vergelijkbaar met onze heide. Ik heb nog nooit een plek gezien waar natuurlijke vegetatie zo scherp begrensd is. Een gevolg ervan is wel dat we nu in de volle zon lopen, dus het voelt gelijk een stuk warmer aan. De windstoppers gaan gelijk uit, waarna we aan een forse beklimming richting het Shira plateau beginnen. Achter ons zien we de Tanzaniaanse savanne zich tot aan de horizon uitstrekken, waardoor we ons gelijk weer bewust zijn van het feit dat we intussen een behoorlijk stuk boven zeeniveau zijn uitgeklommen. Na een onverwachte ontmoeting met een overstekende kameleon komen we over de bergkam om voor het eerst oog in oog te staan met Kibo, de hoofdtop van Mount Kilimanjaro. Voor ons strekt het Shira plateau zich uit en kunnen we de huisjes van camp Shira I onderscheiden, de plek waar we zullen lunchen. Het lijkt nog een klein stukje, maar blijkt toch nog 20 minuten lopen, waarna we op een rots neer ploffen om onze lunch te kunnen nuttigen. Het geheel heeft iets desolaats, allereerst omdat we op dit moment de enigen in het kamp zijn, maar de rotsachtige ondergrond en een luidruchtige roofvogel zullen ook zeker aan dit gevoel hebben bijgedragen.
Na de lunch beginnen we de kilometers in de benen te voelen. De brandende zon maakt het niet makkelijker en tot overmaat van ramp hebben we de werking van de zonnebrandcrème ook hevig onderschat met rode nekken tot gevolg. Gelukkig is het plateau relatief plat, dus niet te vermoeiend, maar dit zorgt er wel voor dat het ook moeilijker is om in te schatten hoe ver we nog moesten wandelen, voordat we in camp Shira II aan zouden komen. Maar 2,5 uur later is het dan toch zover, we komen bij de kenmerkende groene hut van een kamp aan en na het verplichte inschrijven, kunnen wij onze rugzakken afdoen en tot rust komen bij onze inmiddels alweer opgezette tenten. Het kamp kenmerkt zich door het ruige terrein, waar beduidend minder beschutting is in vergelijking met het kamp van gisteren. De wind heeft vrij spel en dit in combinatie met wat verslechterend weer geven deze plek echt de uitstraling van een klimmerskamp. Voor het eerst heb ik een lichte hoofdpijn veroorzaakt door de hoogte, maar 10 minuutjes de ogen dicht doen, blijkt een goed medicijn. Later heeft ook Arjen hier last van, dus ’s avonds proberen we na het diner vroeg te gaan slapen. En wonderwel lukt dit vrij aardig, ondanks het klapperen van het tentdoek in de harde wind.



25 Juli 2011: Shira II – Barranco Camp (3950 m)
We worden wederom gewekt met een warme kop thee en het weer is overduidelijk opgeklaard. Vanuit de tent kan ik Mount Meru aan de horizon onderscheiden en verder is de hemel geheel wolkenvrij. Als ik niet veel later een ‘douche’ neem, ligt Kibo er prachtig bij in de stralende ochtendzon. Hopelijk kan dit weer nog enige dagen aanhouden. In ieder geval pakken we onze spullen in, terwijl het hele kamp zoemde van de activiteit en gaan we met Saïdi, onze assistent gids, op pad. Het doel voor deze ochtend was de Lava Tower, een rotsformatie op een hoogte van 4600 meter (even als referentie: de Mont Blanc top ligt op 4810 meter). Vandaag is het wel een stuk drukker op de route, aangezien de Machame route hier samen komt met onze route. Hierdoor zijn er continue mensen te zien, iets wat we de afgelopen twee dagen nog niet meegemaakt hebben. Er moet af en toe weer stevig geklommen worden en tegen het middaguur bereiken we de Towers. Irmo heeft intussen een nare hoofdpijn, maar Arjen en ik voelen ons kiplekker en stellen aan Joseph voor om na de lunch eens te kijken of we op de top van de Tower kunnen komen. Zo gezegd, zo gedaan, dus niet veel later staan we in spreidstand tegen de rotswand aangedrukt om over een smalle passage te komen richting de top. Daar aangekomen blijken de wanden toch een stuk hoger en rechter dan het vanaf de grond had geleken. We schreeuwen wat naar Irmo, die ons vanaf de basis van de rotswand aanschouwt en we maken een topfoto. Daarna is het tijd om weer af te dalen en verder te gaan met de trekking. We verlaten de Lava Tower via een pad dat door een ruig vulkaanlandschap heen loopt, met veel stukken op en neer golvend. Uiteindelijk loopt het pad vooral naar beneden en weten we dat we in de buurt van Barranco Camp komen. De eerste tekenen daarvan zijn de eigenaardig gevormde palmbomen, die alleen hier voor komen. Eerst komen we slechts eenzame palmen tegen, maar al snel zien we grotere groepjes.
Op een zeker moment zien we onder ons een plateau met zeer veel felgekleurde stipjes, de tenten die al zijn opgezet in Barranco Camp. Ertussen krioelt het van de mensen. Al snel herkennen wij het geel en blauw van onze tentjes en dat vooruitzicht vergemakkelijkt de afdaling naar het plateau alleen maar, al hebben we wederom last van hoofdpijntjes door de hoogte. Eenmaal in het kamp kunnen we onder het genot van een kop thee genieten van het uitzicht over Kibo naast ons, maar kunnen we ook de Barranco Wall observeren, het zwaarste obstakel van morgenochtend. De zeer steile wand ligt direct naast het kamp en het lichtbruine, smalle pad is goed te onderscheiden. Maar goed, eerst gaan we uitrusten, dus al vroeg zitten we aan het diner en niet al te lang nadat het donker is geworden, zoeken we onze slaapzak op. Ik besluit toch nog even buiten de tent te gaan kijken, want hoewel het ijskoud is (dit is de eerste nacht met temperaturen onder nul), is het ook kraakhelder en dit levert in combinatie met de hoogte een adembenemend zicht op de sterrenhemel op. Daarna zoek ik snel de warmte van het dons van mijn slaapzak op.



26 Juli 2011: Barranco Camp – Barafu Camp (4600 m)
Met het vaste ochtendritueel worden we weer wakker gemaakt, maar deze keer is het beduidend minder mooi weer. Het is bewolkt en Kibo ligt met zijn top in de wolken. Ook glijden er al slierten mist over de rand van de Barranco Wall. Ondertussen zien we de eerste toeristen zich al voortbewegen over de flank van de Muur. Na het ontbijt gaan we snel op weg, want we weten dat de drukte het grootste obstakel van de ochtend zal gaan vormen. Nog voordat we aan de beklimming van de muur zijn begonnen, worden we al door de drukte opgehouden. Als we iets boven het plateau uitgeklommen zijn hebben we een goed uitzicht over het kamp en dan beseffen we ons eigenlijk pas hoe groot dit kamp is. En nu waren al deze mensen weer aan het inpakken en op weg naar het volgende kamp. Naar mijn zin gaat het nu iets te veel “pole pole”, want op sommige stukken staan we gewoonweg stil, omdat teveel mensen op dezelfde plek zijn en er geen ruimte is om elkaar te passeren. Pas als we door de eerste mistflarden heen lopen, kunnen we ons eigen tempo weer aanhouden. De mist geeft de berg een mysterieuze en magische uitstraling, alsof de berg zich nog niet in zijn volle glorie aan ons wil tonen.
Na de Barranco Wall gaat het pad vooral horizontaal verder en er is niet veel te zien door de mist. Hier en daar duikt er weer zo’n palm op vanuit de mist, maar meer dan dat is er niet te zien. Als we ineens een hoop dragers zien en ook veel geroep, weten we dat we zijn aangekomen in Karanga Camp, voor sommige mensen een overnachtingsplek, maar wij zullen hier alleen onze lunch nuttigen. Na de lunch, waar we nog getuige hebben mogen zijn van een in vlammen en rook verdwijnende tent, gaan we weer op pad richting Barafu. Eigenlijk valt er de gehele weg niets te zien, want de wolken blijven ons omringen. De enkele keer dat we uit de wolken komen, bevinden we ons in een kaal, rotsachtig maanlandschap. De enige tekenen van leven komen van de toeristen en dragers op het pad. Enige uren later zien we ineens weer die typische groene hutten uit de mist tevoorschijn komen, we zijn bij Barafu Camp aangekomen. Het gaat een interessante middag en avond worden op deze hoogte, maar voorlopig is er niets te beleven, want er zijn nog maar weinig toeristen en het kamp bevindt zich nog steeds volledig in de mist. Maar aan het eind van de middag komt de zon er ineens doorheen geprikt en niet veel later worden we zelfs getrakteerd op een prachtig uitzicht op Mwenzi, de lagere, andere top van Kilimanjaro. Ook kunnen we boven het kamp af en toe het wit van de gletsjer onderscheiden tegen een blauwe lucht, al blijven de wolken af en toe in de weg zitten. We gaan vandaag relatief vroeg eten, het plan is namelijk om vannacht om half een de topaanval te starten. Ondertussen is het goed koud aan het worden en bij het diner hebben we moeite om de pasta warm opgegeten te krijgen. Niet veel later duiken we onze tent in om te gaan slapen, iets wat nauwelijks gaat door een combinatie van topspanning, hoogte en geluid in het kamp (de eerste klimmers gaan al om 22 uur op pad).




27 Juli 2011: Barafu Camp – Uhuru Peak (5895 m) – Mweka Camp (3100 m)
Een steviger matje zou geen overbodige luxe geweest zijn, door de harde ondergrond was ik al om 21:30 uur wakker, in plaats van 00:00 uur. Door de hoogte en de topspanning is slapen toch al moeilijk, maar doordat ik geen goede houding heb kunnen vinden, was het deze avond helemaal een hopeloze zaak. Om 23:30 uur begin ik maar vast mijn kleding bij elkaar te zoeken voor een ongetwijfeld koude nacht. De rijp aan de binnenkant van de tent (vocht uit onze ademhaling, dat bevroren is) is het stille bewijs van de erg lage temperaturen buiten. Ook Arjen is intussen klaarwakker, dus terwijl we wat grappen maken beginnen we ons mentaal voor te bereiden op de klim. Rond middernacht horen we ook uit de tenten om ons heen bedrijvigheid, een teken dat ons team in beweging gaat komen. Rond half een staan we klaar bij onze tent klaar om te vertrekken. Als ik om me heen kijk zie ik een prachtige sterrenhemel, waar de Melkweg als een witte sliert door de hemel heen kruipt. Het is echt fantastisch, mede doordat het een kraakheldere nacht is op deze hoogte (hierdoor zijn de temperaturen ook zo ver gezakt). Intussen zijn wij blij dat we onze goede klimkleding bij ons hebben, want terwijl we stil staan voelen we onze lichaamstemperatuur al afnemen. Tijd om te gaan dus.
We richten onze hoofdlampjes op de meter rots voor onze voeten en gaan op pad, het begin van een lange, zware nacht. Boven ons zijn al vele lampjes in beweging, het is duidelijk dat wij niet als eerste vertrokken zijn. Dit zorgt al snel voor het probleem dat andere, langzamere groepen ingehaald moeten worden, iets wat nog niet zo makkelijk is op het steile losse grind en de gladde rotsen, waar onze ondergrond op dit moment uit bestaat. Al snel begint de hoogte ook zijn tol te eisen dat zich uit in duizeligheid en een hevige drang om op de grond te gaan liggen en te gaan slapen. Vooral de duizeligheid is zo nu en dan zeer vervelend, aangezien het pad zich omhoog kronkelt en de stokken regelmatig nodig zijn om niet om te vallen bij een draaipunt. Ondanks dat de steilheid een berg zoals de Mont Blanc bij lange na niet benadert, heb ik er toch geen zin in om te testen hoeveel lager je tot stilstand komt bij een val. Ondertussen blijft “pole pole” het devies van Joseph, maar wel iets minder pole pole dan al die klimmers, die we inhalen. Eerlijk gezegd gaan we gewoon snoeihard omhoog, want we pakken ongeveer 300 hoogtemeters per uur.
Verscheidene malen moeten we een stop maken, omdat we van lichamelijke ongemakken last hebben. Zo heeft Irmo last van misselijkheid, zelfs in zo’n mate dat hij niets meer binnen kan houden. Hoewel dat nu nog niet zo’n groot probleem is, kan het dat natuurlijk wel worden, als hij zijn energieniveaus niet kan aanvullen. Sowieso zijn de stops eigenlijk geen pretje, want de kou slaat iedere keer genadeloos toe. Het lijkt zo je ruggengraat in te kruipen en oncontroleerbaar bibberen is het gevolg. Joseph houdt ondertussen de sfeer er in door steeds weer aan te geven dat we er bijna zijn. Mijn hoogtemeter zegt toch echt iets anders!
We gaan verder, maar hoe hoger we komen, hoe meer ik het gevoel heb in een soort van trance terecht te komen. Door het zuurstoftekort begint mijn bewustzijn echt duidelijk minder scherp te worden, dus op de automatische piloot zet ik het ene been voor het andere, terwijl mijn longen om adem schreeuwen, alsof ik een marathon aan het lopen ben. Ik had verwacht last te hebben van de hoogte, maar dit slaat echt alles. Iedere keer schiet de gedachte om te gaan slapen door mijn hoofd en ik voel me momenteel alsof ik stomdronken ben, zo weinig komt er vanuit mijn zintuigen aan in mijn hersenen. Maar iedere stap is er weer één en dat is wat ik me steeds maar probeer voor te houden. Ook Joseph draagt zijn steentje bij door wederom te stellen, dat we er bijna zijn. Zijn geloofwaardigheid is hij bij mij intussen wel kwijt, we zijn intussen 4 uur onderweg en een uur geleden zei hij al, dat het nog maar 20 minuten was naar Stella Point, vanwaar het een stuk vlakker is naar de top. Het tempo is moordend hoog gebleven, maar nog steeds geen enkel teken van Stella Point!
De weersomstandigheden zijn er intussen ook niet beter op geworden. Rond half vier zijn we in de nevel terecht gekomen en intussen is er sprake van dichte mist, waar nu ook neerslag uit begint te vallen. Het is een soort kruising tussen hagel en sneeuw en ondertussen zet de mist zich ook op ons af, waardoor we steeds meer het uiterlijk van een yeti lijken aan te nemen. Hoezo warm Afrika?
Ineens lijkt het pad vlakker te worden en komen we bij een groepje mensen aan…Stella Point. Het goede nieuws is dat we nu echt in de buurt van de top moeten zijn, het slechte nieuws is dat er nog steeds zo’n 150 meter aan hoogte gewonnen zal moeten worden. Irmo begint intussen behoorlijk te verbleken als gevolg van zijn misselijkheid en Arjen en ik beginnen ons af te vragen of er geen sprake is van hoogteziekte. Maar Irmo is er behoorlijk stellig in als we vragen of het nog gaat, hij gaat door.
Dit wordt de laatste stop voor de top, zo laat Joseph ons weten. Ook ik voel me koud, moe en ellendig en de helft van de thee in de dop van mijn thermosfles, bibber ik zelf zo op de grond. En deze warmte is juist nu zo belangrijk, vooral nu mijn “koudebestendige” camelbag een uurtje of twee geleden al helemaal bevroren is geraakt. Wat nou wandelberg, zelfs op Mont Blanc hebben we het niet zo zwaar gehad. Joseph kijkt ons met een glimlach aan en zegt maar weer eens "Pole Pole, we are almost there, let's go". Intussen weet ik wel beter. Ik werp een blik op mijn hoogtemeter en dat is wel bemoedigend...5800m. Dan kan de top nooit héél ver weg meer zijn. Langzaam kom ik weer in beweging, stap voor stap, ademteug voor ademteug.
Dit laatste half uur klimmen, gaat eigenlijk als een waas voorbij. Het feit dat we in de mist lopen, als een stel sneeuwmannen, terwijl er korrelsneeuw uit de lucht valt, zal zeker bijdragen aan dit gevoel, maar ik schrijf het toch vooral toe aan de inspanning op deze hoogte (de luchtdruk is hier nog maar de helft van de luchtdruk op zeeniveau). Ik hoor eigenlijk alleen mijn eigen ademhaling en het knisperen van de sneeuw onder mijn schoenen. Plotseling draait Joseph zich naar mij om: “Don’t tell the guys yet, but you can see the sign from here.” Inderdaad kan ik heel vaag in de schemering de omtrekken van het welbekende top bord herkennen. Een glimlach kan ik niet onderdrukken, zeker niet als ik de vermoeide gezichten van Arjen en Irmo op me af zie komen. Nog een paar meter en dan staan we met z’n drieën op de top van Afrika!
Eenmaal op de top lijkt de hoogte ineens geen rol meer te spelen. Ik voel me weer scherper en fitter, ongetwijfeld door een paar liter adrenaline dat door mijn lijf giert. We omhelzen elkaar, terwijl we moeten wachten op drie andere toeristen, die door hun gids op de foto worden gezet bij het bord. Het is nu bijna licht en ik probeer me voor te stellen, hoe ongelooflijk mooi deze plek moet zijn als het helder is op dit tijdstip. Intussen zijn wij aan de beurt en maken we snel enkele topfoto’s. Direct hierna laat Irmo zich op de grond vallen en zien we hoe ziek hij er eigenlijk uit ziet. De symptomen beginnen ook wel erg veel weg te hebben van hoogteziekte, dus Joseph besluit Saïdi, de assistent-gids, vast naar beneden te sturen met Irmo. Wij beginnen niet veel later ook aan de afdaling en wat een ongelooflijk contrast met het klimmen. Iedere stap voel ik me beter en word ik me weer meer bewust van mijn omgeving. Hetzelfde geldt voor Arjen, die met een grote glimlach naast me loopt. Het besef dat we net samen op de top van Afrika hebben gestaan is nog steeds niet helemaal doorgedrongen. Irmo is intussen overigens helemaal uit ons gezichtsveld verdwenen, hopelijk dalen ze snel af en zal hij zich daardoor snel beter voelen.
Intussen is het geheel licht geworden en komen er een hoop klimmers onze kant op richting top. Enigszins geschokt zie ik ook twee mensen door gidsen naar boven gesleept worden, omdat ze te uitgeput schijnen te zijn om nog zelf te lopen. Je moet je dan toch echt afvragen waar je mee bezig bent, als je het mij vraagt. Ook lijkt de bewolking wat op te trekken, waardoor we nu steeds meer mee krijgen van onze omgeving. Nu blijkt ook dat er meerdere paden omhoog lopen en dat verklaart gelijk waarom Irmo zojuist direct uit het oog verdwenen is. Het losse grind en gruis van de paden glijdt regelmatig onder onze schoenen vandaan, wat resulteert in ongecontroleerd gezwaai van onze stokken om zodoende toch overeind te blijven. Arjen lijkt steeds meer moeite te krijgen hiermee en niet veel later geeft hij aan enorm veel last van zijn bovenbenen te hebben. Dit euvel komt hem helaas nog altijd te bekend voor van onze Mont Blanc afdaling en hij is bang dat het afdalen straks helemaal niet meer lukt. Joseph besluit vanaf dit moment Arjen wat ondersteuning te geven, dus we verdelen de last uit zijn rugzak. Vanaf dit moment heb ik eigenlijk meer moeite om hen bij te houden dan andersom. Wel geniet ik van de omgeving, want het uitzicht rondom is intussen geheel wolkenvrij. Ook Mwenzi, de andere Kilimanjaro top, ligt er prachtig bij. Wel komen er enkele donkere wolken vanuit de Tanzaniaanse hoogvlakte richting de berg gedreven. Ik vraag me nog af wat dit gaat brengen.
Niet veel later komen we Irmo en Saïdi ook weer tegen. Ze zitten iets lager te rusten tegen de rotswand. Vanaf dit moment dalen we weer als groep af richting Barafu, dat intussen onder ons zichtbaar is. Het duurt nog een uurtje voordat we voorbij de eerste tenten lopen en niet veel later liggen we uitgeput in onze slaapzakken in de tent. Het is intussen half 10 ’s ochtends, we hebben er nu zo’n 9 uur op zitten. Het vooruitzicht van nog eens 3 uur afdalen staat me op dit moment niet echt aan, want ik ben zo moe. Dan nu nog maar wat rust pakken. Maar nog voordat ik weg zak in een hazenslaapje, hoor ik hagel en sneeuw tegen het tentdoek aan slaan. En dan bedoel ik niet wat licht getik, nee, gewoon een oorverdovend geraas. Als ik een half uur later uit pure nieuwsgierigheid mijn hoofd buiten de tent steek, zie ik een volledig witte omgeving en misschien nog wel het meest hilarisch: een stel dansende en springende dragers en gidsen, omdat sneeuw schijnbaar toch iets bijzonders voor ze is. Om een idee te geven, in het Swahili is er maar een woord voor ijs, sneeuw, ijsblokjes, gletsjers, hagel etc.: Barafu, inderdaad zoals het kamp. Deze sneeuw heeft wel als nadeel dat het afdalen een stuk moeizamer gaat, als we na de lunch weer op pad gaan. Iedereen voelt zich door de rust wel weer een stuk beter, wat deze extra moeilijkheid enigszins compenseert. Hier en daar zijn de rotsen extreem glibberig geworden en rond de 4000 meter gaat de sneeuw over in een soort witte modder. Pas rond 3800 meter lopen we weer in een sneeuwvrij landschap. Dit maakt het overigens bepaald niet minder vochtig.
Intussen zijn we op de Mweka route aangekomen en begint de omgeving weer groener te worden. We lopen nu weer tussen heideplanten, die ons doen denken aan onze tweede dag op de berg. Ook het pad wordt hier weer beter begaanbaar, al is het wel erg modderig. Verscheidene regenbuien dalen op ons neer, maar rond vier uur ’s middags is het dan zover, we lopen Mweka camp binnen. Dit kamp ligt alweer in de hoge regionen van het regenwoud en is een enorm contrast in vergelijking met de Arctische woestenij, waar wij ons vanochtend nog bevonden. Het is een enorm lange dag geweest, maar wat is het een lekker gevoel me nu voor de tent te kunnen laten vallen en even niets meer te doen. We frissen ons op en halen bij het kampgebouw wat Serengeti biertjes, waarna we gaan genieten van de aangename temperatuur, terwijl we alle foto’s en filmpjes bekijken en de dag een beetje nabeschouwen. Het is een mooie en succesvolle dag gebleken en na het diner kost het dan ook totaal geen moeite om voldaan in slaap te vallen.




28 Juli: Mweka Camp – Mweka Gate (1900 m)
Als ik mijn ogen open doe, heb ik geen idee hoe laat het is, maar een ding is zeker. Het is weer licht, ik ben goed uitgerust en er is een hoop rumoer in het kamp. De reden van dit rumoer is niet zo moeilijk te bedenken: het is tijd om te vertrekken. Op verschillende plekken worden de dragers al bedankt door de toeristen en dat wordt dan weer beantwoordt met een traditioneel Kilimanjaro lied, een ceremonie, die wij ongetwijfeld ook nog zullen ondergaan. Maar eerst ontbijten, spullen bij elkaar zoeken en inpakken en de fooi uitdelen. We stellen ons nog even op voor een groepsfoto met alle mannen bij elkaar en daarna kondigt Joseph aan dat ze de traditionele dans en zang ceremonie ten gehore willen brengen. We voelen ons weliswaar niet helemaal op ons gemak met dit “vermaak voor de blanke toerist”, maar het is goed te zien dat de jongens oprecht blij en vrolijk de dans opvoeren, dus zo te zien hebben ze wel lol gehad deze week. Het feit dat we geprobeerd hebben al hun namen te leren en we echt ons best hebben gedaan om ons Swahili te verbeteren door een soort ‘gesprekken’ met ze te voeren, zal hier ook zeker aan hebben bijgedragen. Wij hebben in ieder geval zelf veel lol met deze gasten gehad en tot op de dag van vandaag verbaas ik me over hun kracht en taaiheid (slechts twee dagen later zullen ze weer vertrekken voor hetzelfde circus!).
Maar aan alles komt een eind, dus we komen in beweging om naar de Mweka Gate te lopen, een wandeling van ongeveer 2,5 uur. We besluiten onze gamaches niet aan te trekken, iets wat later nog een onverstandig besluit zal blijken te zijn. Want hoewel de zon het eerste uur nog schijnt, staan we niet veel later weer in de mist en wordt het pad steeds vochtiger om uiteindelijk over te gaan in een bruine glijbaan van modder. Na enkele (bijna) glijpartijen hoeven we ons in ieder geval niet meer bezig te houden met het schoonhouden van onze broeken, maar goed, echt lekker ruiken in het busje gaat het straks toch al niet met 14 man, die al 5 dagen geen douche hebben gezien.
Na 2,5 uur is het dan zover, we zien een parkeerplaats vol met busjes en een hoop bedrijvigheid voor ons uit de mist opdoemen, het einde van ons avontuur. We gaan linea recta naar het camp office om ons daar uit te schrijven en onze welverdiende topcertificaten in ontvangst te nemen. We genieten kort van dit moment, maar dan is het alweer tijd om de bus in te gaan, voor de lange rit terug naar Arusha. De sfeer is gezellig in het busje, maar we merken wel dat iedereen (gidsen, dragers, kok en wij) moe is van deze 6 dagen. En ik ben erg blij naast een raampje te zitten dat open kan!
Als we bij ons hotel aankomen is het tijd voor afscheid. We bedanken de jongens hartelijk voor al hun hulp en vriendelijkheid, Joseph in het bijzonder. Een ding staat als een paal boven water, zonder deze gasten zou het een veel moeilijkere onderneming zijn geweest om op het hoogste punt van Afrika te komen.
Als we het busje uitzwaaien gaan we naar onze hotelkamer, waar we weer kunnen genieten van de weelde van stromend water. We pakken alle drie een schandalig lange douche om vervolgens bij de Indiër in het hotel van een feestmaal te kunnen genieten. Terwijl we ons vertrek vanavond bespreken, dwalen mijn gedachten al weer af naar hoge toppen. We hebben immers ons begin gemaakt met de ‘seven summits’ queeste (het bereiken van de hoogste toppen van alle continenten), dus Elbrus, Aconcagua, Everest…wie weet wat de toekomst zal brengen?